PROF. DR. BESSEL VAN DER KOLK: BEVLOGEN PIONIER AAN TAFEL BIJ ZOMERGASTEN

‘Om dit werk te doen, moet je zelf ook therapie ondergaan’

  • 4 min.
  • Interview
  • Wetenschap

Prof. dr. Bessel van der Kolk zette in de Verenigde Staten de posttraumatische stressstoornis op de kaart. Hij droeg bij aan de totstandkoming van DSM-III, maar distantieert zich nu van een psychiatrie die te veel leunt op ‘symptomenlijstjes’. Zijn lichaams- en belevingsgerichte behandeling van psychotrauma is een inspiratiebron voor velen, maar Van der Kolk heeft ook tegenstanders. ‘Evidence-based medicine is een schijnvertoning als je alleen geld krijgt voor onderzoek naar praten of pillen.’

Portretfoto (kleur) Bessel van der Kolk
Beeld: Jeroen van Kooten

U was deze zomer in Nederland, als laatste gast in Zomergasten. In haar introductie stelde presentator Janine Abbring dat ongeveer de helft van de Nederlanders in de loop van hun leven te maken krijgt met een traumatische gebeurtenis. Had u dat gezegd?
‘Nee, ik kan me niet herinneren dat ik haar dat zo verteld heb. Wel is het zo dat trauma een belangrijke rol speelt wanneer mensen psychiatrische hulp nodig hebben. Niet bij iedereen, maar bij veel mensen speelt trauma een rol bij hun problemen.’
Van der Kolk maakt duidelijk dat het daarbij niet primair gaat om mensen die een enkelvoudige traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt, maar dat vooral herhaald trauma, met name in de kindertijd, leidt tot ernstige problemen.
‘Kort nadat we PTSS (posttraumatische stressstoornis, red.) hadden opgenomen in de DSM kwamen we in dezelfde commissie tot de conclusie dat er nog een andere diagnose toegevoegd moet worden, die je complex trauma of omgevingstrauma zou kunnen noemen. Wij stemden met negentien tegen twee voor die diagnose, maar het is tot dusver nog niet gelukt om die geaccepteerd te krijgen. Terwijl ik in mijn praktijk bijna geen mensen zie met enkelvoudig trauma – dat is overigens meestal goed te behandelen – maar veel vaker met complex trauma.’

‘Een kind doet alles om te overleven, om geliefd te worden. Het brein past zich aan. Dus als je opgroeit in een gewelddadige situatie, krijg je hersenen die aangepast zijn aan geweld. Dat leidt vaak tot mensen die zelf ook weer gewelddadig zijn. We weten heel veel over de effecten van chronisch trauma op de hersenen, zeker vergeleken met de zoektocht naar biomarkers voor aandoeningen zoals schizofrenie of depressie. Toch wordt er nog maar heel weinig van die kennis toegepast in de psychologie en psychiatrie. Ook preventief: hoe maken we kinderen meer traumaresistent? Als je gezien wordt als uniek mens, leert voor jezelf op te komen en leert dat mensen verschillend zijn, word je sterker. Ik maak me zorgen over al die kinderen die de hele dag gamen – dat is pseudo-interactie.’

Trauma zou dus ook een oorzakelijke factor kunnen zijn bij persoonlijkheidsstoornissen en andere aandoeningen?
‘Zeker, dat is ook vaak het geval. En de behandeling is veel effectiever als je daarmee rekening houdt. Die systemen die ontstaan zijn door chronisch trauma kunnen veranderen. De essentie van de behandeling is dat je ervaart: dat is toen gebeurd, en dat is er nu niet meer. Maar dat moet je echt ervaren, niet alleen bedenken. De kunst is om te leren waar het symptoom vandaan komt, zoals we in systeemtherapie zeggen: All parts are welcome. Wanneer iemand geleerd heeft dat zij meer controle heeft als ze niet eet, of zichzelf beschadigt, dan is het arrogant om te zeggen: “Je moet eten, je mag jezelf niet beschadigen.” Het is veel respectvoller om te zeggen: “Oké, dat helpt je dus, laten we nu samen op zoek gaan naar iets dat beter helpt.”’

Is traumabehandeling anders voor mensen met ontwikkelingsstoornissen of mentale beperkingen?
’Ik heb geen ervaring in het werken met die groepen, maar ik zou zeggen dat ernstig autisme de verwerking van trauma bemoeilijkt, omdat we hebben gezien dat wat bevrijdend werkt, is dat je weer vertrouwen krijgt in anderen. Dat vereist wel een ontvankelijkheid voor human kindness. Ook intelligentie is een belangrijke factor bij het herstel. Het vermogen om jezelf te observeren is van enorm belang. Dat geldt overigens ook voor de therapeut. Om dit werk te doen, moet je zelf ook therapie ondergaan; ik heb de meeste behandelingen die ik geef ook zelf ondergaan. En intervisie is belangrijk, elkaar steunen.’

Bessel van der Kolk:

Te weinig van de kennis over de effecten van trauma op de hersenen wordt toegepast in de psychiatrie

U werkt veel met lichaamsgerichte benaderingen, zoals yoga en theater. Hoe ziet u de werkzaamheid daarvan en wat zegt u tegen de critici die zeggen dat dergelijke benaderingen niet voldoende evidence-based zijn?
‘We werken met veel verschillende technieken, niet alleen yoga, maar ook neurofeedback. Ons theaterprogramma is heel succesvol. Toneelspelen laat mensen aan den lijve ervaren hoe het is om een andere rol te spelen dan de rol die je normaal speelt. Je hebt goede theaterprofessionals nodig om mensen dat echt te laten ervaren, dat embodied awareness: zó voelt het aan om Lady MacBeth te zijn, of zo’n machtige man als Julius Caesar.
Natuurlijk is er minder bewijs voor dit soort benaderingen, want je kunt bijna geen geld krijgen om het te onderzoeken. Ik heb daarom een stichting opgericht om onderzoek te doen naar methoden waarvoor je geen reguliere subsidie krijgt, zoals onderzoek naar yoga, theater, SSRI’s (serotonineheropnameremmers, red.), EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, red.), neurofeedback en psychedelica. Die hele evidence-based medicine blijft een beetje een sham, een schijnvertoning, als je alleen maar geld krijgt voor wat past in onze cultuur: kletsen of pillen geven.’


Geheugenonderzoek en trauma

De kritiek die psychologen hebben op Van der Kolks uitspraken over verdrongen herinneringen kan niet onbesproken blijven. Een geheugenonderzoeker als Elisabeth Loftus bestrijdt de betrouwbaarheid van zulke herinneringen. Van der Kolk vindt dat onderscheid gemaakt moet worden tussen ‘gewone’ herinneringen (‘Ik weet al niet meer precies wat ik bij Zomergasten gezegd heb’) en herinneringen aan trauma. Op felle toon: ‘Er is overweldigend bewijs verzameld bij veel verschillende groepen voor het feit dat de herinnering aan trauma onderdrukt kan worden. Mensen als Loftus hebben nooit onderzoek gedaan bij mensen met trauma. In haar onderzoek gaat het erom of dat jurkje rood of groen was. Dat is geen trauma. En zij staat als getuigedeskundige wel telkens aan de kant van daders: priesters die kinderen misbruikt hebben, Serviërs die Bosnische vrouwen verkracht hebben, bekende daders als Harvey Weinstein. Zij is moreel corrupt en baseert zich op onderzoek dat niets met trauma te maken heeft. Ik vind het onwetenschappelijk en verwerpelijk wat zij doet.’